Laatst gewijzigd: 2017-03-01, Versie: 3.0, Verantwoording: Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie, Type: Landelijke richtlijn
Obstipatie komt bij 10% van de gezonde bevolking voor, vaker bij vrouwen dan bij mannen en meer op oudere en heel jonge leeftijd dan op de daartussen liggende leeftijden. In de palliatieve fase komt bij 37% van de patiënten obstipatie voor. Bij ernstige obstipatie kunnen misselijkheid, braken, een opgezette buik, zuurbranden, anorexie en overloopdiarree (paradoxale diarree) optreden. Vaak is de oorzaak van obstipatie multifactorieel. Met behulp van de Bristol-stoelgangskaart kan de consistentie van de ontlasting worden ingedeeld. Zie Richtlijn Obstipatie voor oorzaken en beleid.
Voedingsvezels kunnen het ontlastingspatroon voor een deel verbeteren. Ze zijn bestand tegen vertering door de spijsverteringsenzymen en worden niet geabsorbeerd in de dunne darm. Het verhogen het vezelgehalte in de voeding is geen gemakkelijke opgave. De voeding moet zowel onoplosbare als oplosbare vezels bevatten. Zo bevatten fruit, groente en granen zowel oplosbare als onoplosbare vezels. Een voeding met alleen oplosbare vezels bestaat niet. Het gehalte aan oplosbare vezels kan wel worden verhoogd door toevoeging van vezelpreparaten. Uit onderzoek komt naar voren dat geweekte pruimen (2x daags 50 gram) een hogere defecatiefrequentie en een betere fecesconsistentie geven dan toevoeging van tweemaal daags 11 g psyllium. Naast oplosbare vezels spelen ook de gehaltes aan fructose en sorbitol en het in pruimen aanwezige laxeermiddel difenylisatine hierbij een rol.
Maatregelen
- Ga na wat de oorzaken voor de obstipatie kunnen zijn en of orale voeding mag worden gebruikt.
- Ga na of de patiënt de rust, privacy en gelegenheid heeft om naar de wc te gaan.
- Neem een voedingsanamnese af met aandacht voor het ontlastingspatroon, de duur van de klacht, de frequentie, de hoeveelheid van de ontlasting en de inname van voedingsvezels en vocht. Extra vocht heeft alleen effect bij obstipatie bij de aanwezigheid van dehydratie.
- Laat eventueel de frequentie van de defecatie en de consistentie van de feces (met de Bristol-stoelgangskaart) dagelijks bijhouden.
- Leg de relatie uit tussen mogelijke oorzaken en de wijziging in het ontlastingspatroon.
- Leg uit dat de houding op de wc ook belangrijk is. Adviseer om eventueel een voetenbankje of opstapje te gebruiken.
- Bedenk dat het bij klachten van een verminderde eetlust en een vol gevoel belangrijk is dat de patiënt in ieder geval iets eet. Vezels hebben dan minder prioriteit, omdat daardoor de verzadiging en het opgeblazen gevoel toenemen.
- Maak (indien mogelijk) ook gebruik van de gastrocolische reflex op een maaltijd. Deze krachtige peristaltiekgolven van maag tot colon treden gelijk na een maaltijd op, vooral na een volumineuze maaltijd. Het graaspatroon (heel vaak heel weinig eten) is niet bevorderlijk voor een verhoging van de gastrocolische reflex, maar bij weinig eetlust kan dit soms niet anders. De peristaltische acties (4-10 per dag) treden niet alleen op bij grote maaltijden, maar ook bij bewegen en na het opstaan. Een ruim ontbijt is een stimulator van de defecatie, waarbij door een volumineuze, vetrijke samenstelling bovendien de galblaas tot contraheren wordt aangezet met vrijmaking van de laxerende galzure zouten.
- Leg uit dat regelmatige lichaamsbeweging (indien mogelijk) de darmfunctie kan verbeteren.
- Leg het gebruik van extra vocht bij vezelpreparaten uit. Naast het glas met de opgeloste vezels nog een extra glas vocht gebruiken.
- Overleg met de arts over laxantia. Bij opiaten moeten altijd laxantia worden gebruikt.
Voedingsadviezen
- Voldoende voedingsvezels gebruiken en dehydratie voorkomen. Een streven is 30-40 gram per dag, maar dit is voor gezonde mensen in de praktijk al vaak niet haalbaar.
- Een regelmatig voedingspatroon met bij voorkeur een ruim ontbijt.
- Variatie in verschillende soorten vezels.
Zie voor meer tips en adviezen Obstipatie.
|